“Er zit daar een mens!”
De gevangenen bezoeken. Voor Prisca van der Roest is dat zonder twijfel een werk van barmhartigheid. “Gedetineerden worden letterlijk niet gezien, want ze zitten opgesloten. Terwijl het juist zo helend werkt als ze wél gezien worden.”
Een nieuwe kans
Ze voelt zich al langer aangetrokken tot het gevangeniswezen, want het is een wereld “waar niet veel ruimte is voor gevoel maar waar juist wel heel veel gevoelens spelen”. Prisca van der Roest is diaken in de Michaëlkerk in Leersum en maatschappelijk werker bij Gevangenenzorg Nederland. Ze bezoekt gevangenen en begeleidt vrijwilligers die gevangenen bezoeken. “Een gevangene is veel meer dan wat hij of zij gedaan heeft. Dat raakt me telkens weer. Het is iemand die iets ergs heeft gedaan en soms zo erg dat je echt wel wat moet overwinnen om erbij op bezoek te gaan, maar het is een méns. Hij of zij is meer dan alleen wat er gebeurd is. We roepen misschien wel snel dat we ze moeten opsluiten, maar er zit daar een mens die ook weer terugkomt in de maatschappij. Die een nieuwe kans krijgt.”
Gezien worden
Er is heel veel geestelijke nood in gevangenissen, is Prisca’s ervaring: “Dat bedoel ik breder dan alleen het op zoek zijn naar God. Er is zoveel eenzaamheid omdat het sociale netwerk is weggevallen door het delict, of door de levensstijl die iemand al had, zoals bijvoorbeeld drugsverslaving. Ook speelt er veel schaamte. Daarnaast zien we ook steeds meer mensen met psychische problematiek. Maar los daarvan denk ik dat de opsluiting, het teruggeworpen worden op jezelf, voor elk mens heel heftig is. En de een gaat daar makkelijker mee om dan de ander natuurlijk. Of in elk geval ogenschijnlijk. Een stoere vent vertelde mij eens: ‘Als ’s avonds de deuren sluiten en je bent alleen, dan zitten we allemaal te janken in onze cel.’
Gevangenen hebben het zo nodig dat ze gezien worden door andere mensen. Dat werkt helend, daar worden ze zelf ook weer mens van, en dat helpt hen om straks weer te kunnen landen in de maatschappij.”
Vertrouwen
Vroeger had Prisca veel meer een eigen agenda voor een gesprek met een gevangene, maar dat werkte niet: “Het liep altijd anders. Nu wacht ik af waar de ander mee komt. Vaak gaat het over het leven in de gevangenis, over de rechtszitting waarvoor ze in spanning zitten, of over hoe ze een goede vader of partner kunnen zijn. Ik bied een luisterend oor. Het gaat om present zijn, om de vraag ‘Wie mag ik voor je zijn?’ in plaats van ‘Wat kan ik voor je doen?’ Ik leer ook veel over mezelf in dit werk. Het is bijzonder dat de ander je vertrouwen wil geven, zeker in de harde wereld waartoe hij of zij zich moet verhouden. De gesprekken zijn ook voor mij heel waardevol.”
Voor God zijn we gelijk
Prisca vertelt over een gedetineerde man die steeds weer terugkeert in de gevangenis. Ze kent hem al heel lang. “Laat ik hem Pieter noemen. Hij zit steeds voor een klein vergrijp. Het lukt hem maar niet om zijn leven op de rit te krijgen. Ik weet niet of zijn leven ooit stabiel wordt, maar ik blijf hem wel bezoeken. Want hij moet weten: wat ik ook heb gedaan, ik kan altijd terugkomen. Dat is voor mij de Bijbelse opdracht. Zijn begeleider zei tegen mij: ‘Nu is het toch wel een keertje klaar? Hij zit al voor de zoveelste keer, waarom blijf je hem bezoeken? Dat heeft hij niet verdiend!’ Maar ik denk dan: als Pieter dat niet heeft verdiend, dan hebben wij het allemaal niet verdiend. Voor God zijn we gelijk: we zijn allemaal zondig en hebben genade nodig. Het is niet aan ons om te bepalen of iemand opgegeven moet worden. Als je nooit in je leven stabiele contacten hebt gehad, ook niet met je ouders, en je hebt helemaal geen netwerk, ga er dan maar aanstaan! Het is geen excuus, maar je bepaalt niet zelf waar je geboren wordt en of je intelligent en psychisch gezond bent. Als in het leven veel tegenzit, is het erg moeilijk om altijd het goede te doen.”
Beetje mens
En dus hoort gevangenen bezoeken in het rijtje ‘zeven werken’ thuis, vindt Prisca. “Het gaat om de zwakkeren. Dat is niet wat de samenleving zegt en ook niet wat de gevangene zelf zegt. Maar het zijn de marginalen, de mensen die het niet redden om zich te verhouden tot de regels. Zielig zijn ze niet, maar ze worden te snel vergeten of genegeerd. Het is zo belangrijk om aan ze te blijven denken. Als eerste door voor ze te bidden, maar als je praktisch iets wil doen kun je zelf ook gevangenen gaan bezoeken. Via Gevangenenzorg Nederland of door je aan te melden bij de geestelijke verzorging van Penitentiaire Inrichtingen. Maar bijvoorbeeld een kaart sturen met de Paasgroetenactie doet ook heel veel. Als ze aandacht krijgen ‘van buiten’, dan weten ze: ‘Er zit daar nog iemand op mij te wachten.’ Dat maakt ze weer een beetje mens.”